Waarom zeg je “het regent” en niet “er regent”? Waarom is het niet “een kleine kind”, maar wel “een kleine jongen”? Hoe leg je aan een anderstalige uit dat “Morgen ik ga naar de dokter” fout is, waarom dat zo is en welke regel daarachter zit?
Kortom: hoe leer je anderstaligen taalregels aan waar je als moedertaalspreker misschien zelf nooit bij hebt stilgestaan?
Deze navorming geeft je een initiatie in de meest voorkomende taalfouten van anderstaligen en de struikelblokken van het Nederlands. Zo leer je anticiperen op taalproblemen en vragen in de NT2-klas.
Na deze vorming kan je…
- de vormcorrectheidsfouten die anderstaligen maken begrijpen en benoemen,
- de grammaticale regels van het Nederlands vanuit het oogpunt van en voor een anderstalige kunnen uitleggen,
- praktische tips toepassen om vormcorrectheid bij anderstaligen te stimuleren.